Donderdag 1 november 2012

Loes loopt onze slaapkamer binnen.
'Ik heb in Guusjes bed geslapen.'
'Was het fijn?'
'Mijn dekbed kriebelde. Daarom ben ik in Guusjes bed gaan liggen.'

Yvonne is vroeg de deur uit. Ik vraag aan Janneke of zij ervoor kan zorgen dat haar zusje Loes op tijd naar school gaat. Daarna vertrek ik naar kantoor. Ik hoop rond 9 uur op mijn werk te zijn. Het wordt een uur later. Tussen Waalwijk en Den Bosch loopt het verkeer vast. Ik twitter mijn ergernis. Ik ontvang een bericht terug dat het fijn is dat ik me hierover druk kan maken. Dat was vorig jaar wel anders. De dag dat we niet met Doe Een Wens vertrokken. Guusje lag opgebaard in de woonkamer.

Onderweg word ik gebeld door Eefje. Zij verscheen vorig jaar ook in het televisieprogramma ‘Sta Op’. Ik was onder de indruk van haar verhaal. De eenzaamheid van een jonge vrouw met borstkanker. Eefje had, of moet ik zeggen heeft, kanker. Het is immers een ziekte voor het leven. Eefje noemt kanker haar stalker. Hij achtervolgt haar de hele dag.

Eefje heeft een hekel aan het zogenaamde Pink Ribbon Glossy gebeuren. Met name aan de wijze waarop vrouwen zoals Silvie Meis worden geportretteerd. Die worden stoer gevonden, omdat ze kanker hebben overwonnen. Overlevers worden als winnaars afgeschilderd. Zij die sterven als verliezers. Te zwak voor de kanker. De ziekte heeft van Eefje een andere vrouw gemaakt. Ze moet zichzelf opnieuw uitvinden. Ik ben weer onder de indruk van haar verhaal.

Tegen het einde van de middag ga ik naar huis. Voordat ik in de auto stap, kijk in op mijn telefoon naar mijn e-mails. Mijn inbox loopt weer aardig vol. Snel lees ik een aantal opvallende berichten. Gisteren schreef ik over Jehova’s Getuigen.  Ze belden aan. Ik deed niet open. Ik was bang dat zij misschien zouden beweren dat Guusjes dood zin heeft. Een bloglezer is Jehova’s Getuige. Hij legt mij uit dat mijn angst ongegrond is. Mijn vooroordeel kan overboord.

Vanavond gaan Yvonne en ik op bezoek bij Jan en Wil. Toen Guusje ziek werd, besloot ik om een blog te starten. Wil was mijn voorbeeld. Zij hield al veel langer een blog bij over de ziekte van haar man Jan. We gaan eerst naar Tilburg. Ik koop een koffer. Volgende week ga ik voor mijn werk naar Londen.

Wil komt altijd met mooie en originele cadeaus aanzetten. Yvonne en ik weten niet goed wat we vanavond mee zullen nemen. We lopen winkel in en winkel uit. Ik krijg een idee. Jan is geïnteresseerd in het leven van monniken. Ik laat Yvonne een mooi boek over dit onderwerp zien. We kijken elkaar aan. Zou Jan nog wel kunnen lezen? Wat neem je mee voor iemand die niet lang meer te leven heeft? Ik zeg dat we niet goed bezig zijn. Waarom zijn we bang om het verkeerde mee te nemen? Schaamtegevoel?

We worden door Wil vriendelijk ontvangen. Jan komt zijn bed uit. Hij pakt het cadeau uit en is aangenaam verrast. Het boek is een schot in de roos. Waarom toch die angst om verkeerde cadeaus te schenken? Wie geen risico’s neemt, maakt geen fouten.

Het is fijn om Jan en Wil weer te zien. We spreken openlijk met elkaar. Jan vertelt dat hij het moeilijk vindt dat hij nooit zal weten hoe zijn twee dochters zich verder ontwikkelen. Ik zie een parallel. Ik zal mij altijd afvragen hoe mijn dochter Guusje verder zou hebben geleefd. Studeren? Trouwen? Met een man of een vrouw? Kinderen? Onbeantwoorde vragen over een niet geleefde toekomst.