Zaterdag 6 oktober 2012

Het regent pijpenstelen. Ik rijd mijn auto voor het scoutinggebouw. Loes heeft er overnacht met haar groep. Ik haal haar eerder op. We gaan naar een middag georganiseerd door de Vereniging Ouders Kinderen en Kanker (VOKK). Speciaal voor ouders van een overleden kind. Onderweg naar huis vertelt ze enthousiast. Ze heeft weinig geslapen.

Alleen Loes gaat deze middag met Yvonne en mij mee. Anton gaat naar een bijeenkomst van de scouts. Hans kijkt film bij een vriend. Lisa gaat met een vriendin naar de Efteling. Janneke is scoutingleidster en heeft een overnachting met haar groep.

We rijden naar Langbroek. In de radio de CD ‘Armen Open’ van Guus Meeuwis.
‘Wat is het favoriete liedje van Guusje, papa?’
Verliefd zijn. Dat vond ze het mooist, maar we vonden het niet passen bij een uitvaart. Anders had je het toen zeker gehoord. Wat is jouw favoriete liedje?’
‘Ik heb er meer. Kedeng, kedeng. En deze.’
Armen Open?’
‘Weet dat je altijd welkom bent.’
‘Dus twee liedjes van Guus Meeuwis.’
‘En waar ben jij?’
‘Die titel ken ik niet.’
‘Waar ben jij?’
‘Komt me wel bekend voor. Staat denk ik op deze CD, maar met een andere titel. We gaan een stukje luisteren van elk liedje. Dan vinden jouw favoriet vanzelf’
Bij het achtste liedje is het raak.

Wat een dag, wat een dag
Weinig lucht, weinig lach
Waar ben jij

Alles grijs en negatief
Waar is leuk en waar is lief
Waar ben jij

Ik mis de zomer in de zomer
Meer nog mis ik jou
Ik ben nergens zonder jou

Wat een dag, wat een verdriet
Waar is de dans, waar het is het lied
Waar ben jij

Nergens zonder jou. Dat is de officiƫle titel van het lied. Waar ben jij? Dat is het volgens Loes.

We arriveren bij een boerderij. Gelegen op het platteland. In de keuken krijgen we koffie. Loes neemt deel aan het kinderprogramma. In de grote woonkamer zit een groot gezelschap van vaders en moeders rond een salontafel. Ze zijn bezig met een voorstelronde. Als Yvonne aan de beurt is om te vertellen over Guusje, zijn er meteen veel tranen. Vertellen over Guusje in een grote groep roept emoties op. Ik neem het over. Als ik vertel wat voor soort kanker Guusje had, reageert de dame naast mij verrast. Haar dochter had hetzelfde.

Na soep en brood gaat een deel van de groep wandelen. Yvonne en ik sluiten ons hierbij aan. Mijn ex-collega Ed is er ook. Ik ontmoette hem mijn lezing in de bibliotheek van ’s-Hertogenbosch. We lopen het eerste deel van de wandeling samen. Ons gesprek gaat op en neer tussen werk en kinderen. Bij onze vorige ontmoeting sprak Ed over de teleurstelling die veel ouders van een overleden kind ervaren. Ze voelen zich onbegrepen door hun omgeving. Maar kunnen deze mensen wel begrijpen wat er met je gebeurt als je kind overlijdt? Volgens Ed moet je geen eisen stellen aan anderen. Verwacht niets. Dan kun je nog aardig verrast worden en ontvang je vaak een ‘cadeautje’. Ik denk terug aan de afgelopen week. In het bedrijfsrestaurant lunchte ik met een collega die ik lang niet had gesproken. Hij wilde weten hoe het mijn gezin ging. Zijn oprechte belangstelling was voor mij een ‘cadeautje’.

Het is prettig om andere ouders te ontmoeten. We delen ervaringen en emoties. Tijdens het voorstelrondje aan het begin van de middag  vertelt een dame dat er een vraag is die haar steeds maar bezig blijft houden: waarom moest haar zoon zo lijden? Ik schrik hiervan. Ik realiseer me dat ik me dat nog nooit heb afgevraagd. Guusje had zeven maanden pijn. Het lukte maar niet om deze te onderdrukken. De ‘waarom’ vraag. Die is nog nooit in me opgekomen. Heeft het zin om deze vraag te stellen? Of moeten we maar gewoon aanvaarden dat de dood van onze kinderen niet verklaarbaar is? Voor mij is hun kanker en hun overlijden zinloos. Er is geen reden. Er is geen ‘waarom’.

We stappen weer in de auto. Loes valt op de achterbank in slaap. Naast haar twee beschilderde doosjes. Rood en zwart. Liefde en woede. Yvonne en ik praten na. We vonden het een waardevolle middag. Voor herhaling vatbaar. Yvonne vertelt over haar gesprek met een vader. Zijn enige kind is overleden. Velen zien hem nu als kinderloos. Zelf ervaart hij het anders. Zijn kind is altijd bij hem. Als ik dit hoor, denk ik aan onze andere vijf kinderen. Dan besef ik weer hoe rijk ik ben.