Zaterdag 18 augustus 2012

Het wordt tropisch warm vandaag. Daarom laat ik onze hond ’s ochtends uit in het bos. De temperatuur gaat richting 30 graden. Het voelt als Spanje maar wel met een hogere transpiratiegraad.

Weer thuis zegt Loes dat ze graag wil proberen of ze op Guusjes fiets kan. Dat wil ze al een tijdje. Yvonne zegt: ‘Dat komt nog wel.’ Daar heeft Loes geen trek in. Achter ons huis is een fietsenstalling. Ik zie Loes een groot exemplaar opzij zetten. Binnen haalt ze de fietssleutel. Yvonne gaat zich er toch maar mee bemoeien. Guusjes fiets is vies. Staat al minstens anderhalf jaar stil. Even later rijdt Loes op het trottoir. Ze kijkt trots.

’s Middags en ’s avonds zijn we in de Efteling. We hebben afgesproken om samen met de familie Feijen te gaan. We kennen ze al een tijdje. Voornamelijk via Twitter. Vader Aaldert reed begin juni Alpe d’Huez op. Zo ook zijn zoon Casper en zijn dochter Anouk. Het gezin komt uit Drenthe en is op vakantie in Brabant. Hun dochter Melissa was ernstig ziek, maar gelukkig gaat het nu weer de goede kant op. Melissa zit in een rolstoel. Ik zie weer, net als vorig jaar bij Guusje, hoe uitdagend het rijden met een rolstoel kan zijn. Zeker als het druk is. Mensen gaan plotseling voor de stoel stil staan. Of ze proberen te passeren, waarbij ze bijna over de rolstoel duiken.

Met een rolstoel is het niet nodig om in de rij aan te sluiten. De meeste attracties hebben een speciale ingang voor invaliden. Het valt me op dat men invaliden laat wachten. Net zo lang als de mensen in de rij. Er zal wel over nagedacht zijn.

Een bloedhete dag. Nog nooit zag ik zo veel mensen in de Efteling met flesjes frisdrank rondlopen en pootjebaden in fonteinen.

Het park is geopend tot middernacht. ’s Avonds bezoeken we Raveleijn. We hebben de show al vaker bijgewoond. Altijd denk ik aan Guusje. Toen ze wekenlang in het ziekenhuis was, kreeg ze een gesigneerd exemplaar van het boek Raveleijn cadeau. Ik las het verhaal voor. Ze vond het prachtig. Het idee van een poort die toegang geeft tot een andere wereld inspireerde mij. Toen wij de liftdeuren van F8, de afdeling Kinderoncologie, passeerden, stapten we binnen in de wereld van kinderen met kanker. Helaas was er voor ons geen weg meer terug. Voor de kinderen in het verhaal van Raveleijn wel. Natuurlijk hoopte ik vorig jaar dat ik nog terug zou kunnen naar onze oude wereld. Later kwam ik erachter dat die weg voor altijd afgesloten is. Het wordt nooit meer zoals het was.

Na Raveleijn gaan we naar Droomvlucht. Volgens Loes is Guusje ’s nachts een sterretje aan de donkere hemel. Overdag is Guusje in Droomvlucht. Ik denk dat Loes haar zusje als een elfje ziet rondzweven. Iemand reageerde laatst dat Loes veel bezig is met Guusje. Het valt mij ook op. Toch denk ik dat onze andere kinderen hetzelfde hebben, maar zij praten er niet veel over. Niet met hun vader. In tegenstelling tot Loes. Zij babbelt veel. Over van alles. En ook over Guusje. Ik stimuleer het niet, maar vind het wel prettig. De praatjes van Loes geven mij troost.

Sinds we terug zijn van vakantie hangt er geen ballon meer aan Guusjes stoel in onze keuken. Net voordat we het park verlaten kopen we een nieuwe ballon. Trots loopt Loes de Efteling uit. De temperatuur zakt net onder de 30 graden. De ballon danst aan haar arm.

‘Wat zal Guusje blij zijn met deze ballon, papa.’