Donderdag 30 augustus 2012

Yvonne en ik liggen in bed. Onze oudste dochter Janneke staat in de deuropening. Ze vertrekt naar Eindhoven. Morgenavond is ze weer thuis. Het loslaten van je kind. Je leeft er langzaam naar toe. Alleen als je kind sterft, laat je abrupt los. Blijf je achter vol onbegrip. Je kind is er ineens niet meer. Leegte.

Gisteren is een grote doos bezorgd die we vandaag open mogen maken. Dat doe ik bij het ontbijt. De inhoud is een prachtige ballon. Ik knoop deze aan Guusjes stoel. Het is vandaag tien maanden geleden dat Guusje overleed.


Tien maanden. Nooit geweten dat tijd zo snel kon gaan. Ik breng Loes naar school. Weet nog goed dat ik hier liep met Guusje. Zittend in haar rolstoel. Het lijkt gisteren.

Ik loop de school in om te melden dat Loes gaat overblijven. De dame, die alle overblijvers registreert, kijkt op en zegt: ‘Guusje. Oh sorry. Loes blijft over.’ Ze kleurt rood. Ik zeg meteen dat ik het niet erg vind. Ik hoor haar naam graag.

Vorige week gebeurde iets soortgelijks. Een oud-collega had ik jaren niet gezien. Toen we afscheid namen, wilde ik de naam van haar man noemen. Deze schoot me maar niet te binnen. De volgende dag hadden we de onderstaande conversatie via LinkedIn.

‘Leuk je weer te zien en groeten aan Guus. Een naam om nooit te vergeten.’
‘En ik had er moeite mee de naam uit te spreken.’
‘En ik vind het prettig om die naam te horen. Soms denken mensen dat ze 'de' naam maar niet moeten noemen, maar weet je dat ik het als prettig ervaar, als de naam (Guus)je valt. Ik denk toch aan haar, altijd.’

Aan het eind van de middag kom ik thuis van kantoor. Yvonne kookt. Voor een klein gezin, vindt ze. Janneke blijft slapen in Eindhoven. Anton is op schoolkamp. Slechts drie kinderen thuis. Ik moet lachen. Wat voor anderen doorsnee is, is het niet voor ons.

In de loop van de avond komt Janneke even naar huis. Haar eerste dag op de universiteit zit erop. Ze komt haar laptop halen. Die heeft ze morgen nodig. Een student kan niet zonder. Zeker in de 21e eeuw.

Ook vandaag pak ik mijn boek en lees wat er vorig jaar gebeurde. 

Guusje wil met me mee naar de winkel. Lijkt mij geen goed idee. Niet met die pijn. Ze blijft aandringen. Liever met pijn in de rolstoel naar buiten dan thuis met pijn op de bank. Even later duw ik onze dochter door de Hoofdstraat. Mensen kijken naar haar. Ik zie bezorgde blikken. Ondertussen praat ik vrolijk. Zorg voor afleiding. Het is een vreemd plaatje. Een ziek meisje in een rolstoel met een vrolijke papa erachter.

Zorgen voor Guusje. Ik deed het met liefde. Haar karakter. Ik mis haar.