Maandag 7 mei 2012

Vandaag werk ik in Utrecht. Hoewel ik als motto heb ‘niet blijven hangen in onmogelijkheden, maar kiezen voor je mogelijkheden’, blijf ik chagrijnig. Ik kan me er niet toe zetten om mijn gemoedstoestand te veranderen. Op de heenweg naar kantoor zet ik de radio uit. Geen zin in muziek of gepraat.

Mijn gedachten gaan een jaar terug. Het gesprek met verpleegkundige Marinka. Zij hield mij een spiegel voor. Ik zat in de put. Diep. Guusje zou nooit meer beter worden. Misschien wel doodgaan. Marinka vroeg: ‘Als Guusje overlijdt, zijn dan de afgelopen tien jaar voor niets geweest?’ Die vraag kan nooit met ‘ja’ worden beantwoord. Marinka liet mij anders denken.

Ik besluit om half 5 naar huis te gaan. Vroeg voor mijn doen. Ik wil graag met de kinderen mee-eten. Als ik de parkeergarage uitrijd, licht ik Yvonne in. Een half uur later bel ik weer. Ik sta in een kilometerslange file op de A2. Meer dan twee uur later rijd ik de Van Beurdenstraat in. Ik mopper erop los.

Als ik de slaapkamer binnenstap, ligt er een verrassing op mijn bureau. Een stapel boeken. Klaar om te signeren. Besteld per e-mail (bestel@kanjerguusje.nl). Er zijn cadeaus bij voor Moederdag. Die worden uit liefde gegeven. In de loop van de avond groeit de stapel.


Aan het eind van avond zie ik dat A.F.Th. van der Heijden de Libris Literatuur Prijs heeft gewonnen. Een requiemroman over zijn overleden zoon. Op internet lees ik het volgende nieuwsbericht.

"Alle registers die bij dood en rouw horen, worden op superieure wijze bespeeld: van aankondiging en verzoening tot ontkenning, van woede en verzet tot aanvaarding. In het slotkoor van deze symfonie van de dood klinkt zelfs hoop, hoe genadeloos dat in het licht van de voorgaande gebeurtenissen ook lijkt.''

Tonio werd op Eerste Pinksterdag 2010 in Amsterdam op de fiets aangereden en overleed een paar uur later in het ziekenhuis. Hij was 21 jaar.

Van der Heijden was niet bij de uitreiking van de prijs in het Amstel Hotel; sinds de dood van zijn zoon komt hij nauwelijks meer de deur uit.

De woorden uit het jurryrapport irriteren me. Woede en verzet. Ik kom het vaker tegen, als er over rouw geschreven wordt. Alsof elke nabestaande die gevoelens heeft. Ik ben nooit boos geweest om Guusjes overlijden. Op wie moet ik woedend zijn? Wie kan ik de schuld geven van haar overlijden? Haar kanker is een fout van de natuur. Het hoort bij haar leven en daardoor bij het mijne. Zo ook haar overlijden.

Dan lees ik over hoop. Welke hoop? Het wordt tijd om het boek eens te gaan lezen, maar hoe vind ik de tijd. Ik ben immers altijd druk. Ook vanavond is het weer laat en zijn er nog steeds ongelezen e-mails in mijn inbox. Ik ben altijd voorstander van positief denken, maar Guusje dood is voor mij het meest zinloze dat ik in mijn leven heb meegemaakt.

Verder in het artikel lees ik dat Van der Heijden zijn huis nooit meer uitkomt. Ieder mens gaat anders om met de dood van zijn kind. Ik kies mijn manier.