Dinsdag 13 maart 2012

Gisteravond waren we laat thuis uit Veghel. Het was een mooie avond. Warme reacties uit het publiek. Positieve tweets. Een mooie blogbericht van Fons. De vraag naar lezingen neemt toe. Dat is fijn.

Tijdens het ontbijt zegt Yvonne dat Loes vanmiddag wordt ingeënt. Onze jongste dochter kijkt sip. We praten over Guusje. Zij kreeg vaak een prik. Haar KanjerKetting laat het zien. Elke rode kraal een prik. Toch blijft het eng voor Loes. Elk prikje doet zeer.

Iedereen is weg. Ik werk thuis. Tussendoor ga ik naar de Gemeentewinkel. Papieren halen die nodig zijn om Anton vanavond in te schrijven bij een middelbare school. We dachten er vanmorgen pas aan. Gelukkig kan ik spontaan bij de Gemeentewinkel terecht. Vanaf 1 april enkel nog maar op afspraak. Dat noemen ze klantvriendelijkheid. Het staat op een grote poster bij de ingang. Alsof je straks niet meer hoeft te wachten. Het is hier wel de gemeente. Vraag me af hoe lang ze vergaderd hebben over dit idee en waarom het goed is. Stel je voor dat je bij Albert Heijn ook alleen maar terecht kunt op afspraak.

Na enkele minuten wachten mag ik naar de balie komen. Een vriendelijke dame staat me te woord. Ze zoekt Anton op in de computer. Ze staart naar het scherm. Ik hang naar voren. Waarom? Nieuwsgierig. Staat Guusje nog wel bij ons gezin in het systeem? Een tijdje is het stil.
‘U bent toch de vader van …?’
‘Dat klopt. Ik ben de vader van Guusje.’
Ik ben trots. Zeggen dat ik de papa ben van Guusje. Dat voelt goed. Fijn als mensen er gewoon over beginnen.

Ik lunch alleen. Daarna de auto in. Onderweg naar Utrecht denk ik aan de ouders van Kevin. Gisteren was zijn crematie. Ik herinner mij de eerste dag zonder Guusje. De leegte was zo aanwezig. Tot op de dag van vandaag. Ik mis Guusje. Elke minuut van de dag.

Op kantoor heb ik afspraken. Onder andere met Jannie. Een interview voor het personeelsblad. We praten over openheid en medeleven. Waarom ik terugkeerde bij Oracle? Omdat ex-collega’s me steunden. Vanaf het moment dat Guusje ziek werd. Persoonlijke woorden. Een hart onder de riem. Deze steun speelde een belangrijke rol bij mijn beslissing om weer bij Oracle te gaan werken.

Oracle is een modern bedrijf. Het ‘nieuwe werken’ doen ze al jaren. Alleen als het gaat over verlies van kinderen, dan zijn de meeste werknemers van Oracle helaas niet modern. Ik ontmoet veel collega’s waarmee ik vroeger heb samengewerkt. Over Guusje wordt bijna nooit gesproken. Zouden ze niet weten dat ik een overleden dochter heb? Zeven maanden kanker en daarna dood. Of durven ze het niet te benoemen? Zouden ze denken dat ik niet aan Guusje denk, als zij er niet over spreken? Ik denk de hele dag aan Guusje. Ook als we niet over haar spreken. Het gaat er niet om dat we uitgebreid ingaan op haar overlijden. Een gebaar. Een teken. Het verschil tussen zwijgen en het ene woord ‘sterkte’ is voor mij het verschil tussen het donker van de nacht en de warmte van de zon. We weten niet met de dood om te gaan, omdat we er nooit over spreken. Dood is taboe.

Met Jannie spreek ik over vooroordelen, werken en verlies.
Ik werk. Kijk eens hoe goed ik de dood van Guusje verwerk.
Vul het plaatje maar voor me in.

De dood van Guusje geeft pijn.
De vader die werkt.
De vader die maanden niet werkt.
Ze hebben beiden evenveel pijn.

Er zijn twee moeders die elk een zoon verliezen. Doodgereden. Weggerukt uit het leven.
De ene moeder sterft anderhalf jaar na haar zoon. Van verdriet.
De andere moeder zegt dat haar zoon gelukkig was. Tot zijn dood. Haar zoon wist niet dat hij zou sterven. Zijn kamer thuis bleef hetzelfde na zijn dood. Sterker nog. Zelfs na een verhuizing. De kamer werd opnieuw ingericht. Nu is de moeder oud. Ze woont in een klein appartement. De jas van haar zoon hangt nog altijd aan de kapstok. Zijn schoenen eronder.
Twee moeders. Twee verloren zonen. Ze hebben beiden evenveel pijn. Ze leven anders verder. Na het verlies van hun zoon. Dat is het verschil.

Om half 7 ben ik thuis. De tafel is bijna leeg. Er staat nog één bord. Yvonne warmt het eten op. We hebben veel te bespreken. Anton staat te draaien. Hij wil naar de middelbare school.

Anton wil naar het Moller in Kaatsheuvel. Dit is een VMBO. De directeur hebben we eerder gesproken. Yvonne en ik vinden het belangrijk dat Anton goed wordt opgevangen. Dat zijn klasgenoten straks weten wat hij heeft meegemaakt. We voeren een gesprek met zorgcoördinator Ingrid. Anton laat zijn kettinkje zien. Een hartje met de as van Guusje. Ingrid toont een hangertje om haar hals. Daarin de as van haar twee overleden zonen. Na een uur nemen we afscheid.

Gisteravond zei een oudere man na afloop van mijn lezing dat hij te weinig pijn zag bij mij. Waarom willen anderen het plaatje voor mij invullen? De pijn van de rouw is niet altijd zichtbaar. Die zit diep van binnen. Die draag ik bij me.

Ieder mens is anders. Sommige mensen kijken nauwelijks foto’s van hun overleden kind. Ik vind het juist fijn. Foto’s kijken van Guusje. Bij sommige foto’s mis ik haar heel erg. Dan word ik emotioneel. Waarom bij die ene foto? Geen idee. Het komt gewoon door haar.


Dat komt door jou
Jouw oogverblindend zijn
Jouw hart zit heel dicht bij mij
Jouw hart zit heel diep in mij